Ik, verhalenverteller.

Ik wil aanbieden, registreren, vastleggen, een tipje van de sluier oplichten. Ik, als verhalenverteller, een ruimte creëren. Een aarzelende uitnodiging. “Kom binnen, kom binnen, hang je jas daar maar op. Koffie of thee?” Ik wil maken, continue bezig zijn, niet stil zitten, meters maken. Afstand doet beter denken. Gemaakte meters in wol, op de kaart of van mijzelf weg, worden een route zonder einde in zicht. “Mooi”, denk ik dan “Ik hoef geen einde te zien, de wandeling, de handeling, de route zelf volstaat.” De vrijheid om bij te stellen, om te vragen. De mogelijkheid om te verdiepen.

 

De wandeling, de handeling, de route loopt af. En opeens is er iets voorbij, vervlogen of vergaan. Alleen ik blijf achter, als reflectie, als registratie, als notitie, als archief. Dat wat is gebeurd als startpunt om te vertellen, om te delen. De ruimte creëren om de woorden aan elkaar vast te breien, om aan te bieden, om te luisteren, om te zijn

Horror Vacui.

Horror Vacui is de angst voor de leegte. Ik ben bang voor de leegte, bang voor de afgrond waar ik boven moet hangen, waar niks is. Niks dan onzekerheden. Ik ben bang voor mijn handen die stilstaan. doe moet schrijven, lussen, uitvouwen, ontrafelen, bewegen, handelen. Handen die als ze niks vasthouden gaan knijpen, porren, prikken, zich strekken en een bal maken. 

 

Horror Vacui is de angst voor de leegte. In de kunst zorgt dit voor obsessief gevuld oppervlakte. In de filosofie is het de noodzaak tot betekenis: alles heeft een reden. Voor mij is het de angst voor het onbekende, het oncontroleerbare. Dat wat ik niet in handen kan nemen. Wanneer ze leeg zijn, wanneer ze stilstaan. 

 

Idle hands do the devil’s work. Stilstaande handen doen het werk van de duivel. Nee, dat is niet een goede vertaling. Idle dekt zo veel meer; het is nutteloosheid, traagheid, nietsdoend, lui, vrijheid,ijdelheid, oppervlakkigheid. Ik wil idle werk maken. Langzaam werk, nutteloos werk, vrij werk, ijdel werk, frivool werk, nietsdoend werk. Idle werk zonder idle hands. Want lui werk wil ik niet maken. Idle werk vol overgaven. Op een ander tempo, maar nooit lui. Niet lui in intentie. Nooit de kantjes er van af lopend, maar altijd zonder doel. Altijd in beweging, doorgaand, doorlopend. Idle work in busy hands, om de leegte op afstand te houden.

Een omgedraaide traditie.

Ik zou graag onderdeel zijn van een traditie, een generatie overspannende traditie. Maar dat ben ik niet. Als we het hebben over deze generatie overspannende traditie, dan ben ik de moeder, de grootmoeder, de mater familias. Alleen ik kan deze traditie beginnen. Ik ben het hoofd van een traditie waarvan ik niet eens weet of die gaat bestaan. Op een traditie kan je alleen terugkijken, niet vooruit kijken. Ik stel dus voor om het begin te worden van een omgedraaide traditie. Waarin alleen vooruit gekeken kan worden. Het doet er niet toe hoe lang de traditie al bestaat, maar juist dat ik er nu mee bezig ben. Ik ben niet het beginpunt, maar het eindpunt. Voor mij niemand, er kunnen vanaf mij alleen nog dingen gaan ontstaan.


De angst voor het tonen.

Mijn werk is verhuld, geheim, mysterie. Niemand mag het zien. Achter gesloten deuren, een tipje van de sluier opgelicht? Ho eens, nee nee! Mijn werk is verhuld, geheim, mysterie. Maar waarom bestaat het dan? Om over te horen, om over te spreken, om over te schrijven. Luistert naar mijn woorden, een klein geheimpje van mij aan jou. Leg je oor te luister. Mijn werk is verhuld, geheim, mysterie. Ligt een tipje van de sluier op? Komt allen, komt voor, dan zal Danielle in jouw oor fluisteren waar ze mee bezig is. 

 

Houd afstand, kom dichterbij. Ik zal het je vertellen, beschrijven, omschrijven. Luister, luister zacht. Het ritmisch geratel van het spinnewiel, waarin het wiel maar draait en draait en de vlieger duikt om en om en om en om. Maar daarvoor nog, heel voorzichtig en dan horen we het misschien. Mijn werk is verhuld, geheim, mysterie. Maar oh, het zijn de kaardborstels die over elkaar heen schrapen. Die schoonmaken, die ontrafelen, die duidelijk maken. Voorzichtig, stil, kijk uit, hier wordt iets gemaakt. Hier wordt iets gemaakt dat mag blijven bestaan. Als dit moment er niet meer is, als de kaardborstels neergelegd worden, de vlieger haar laatste duik heeft gedoken en het wiel haar laatste ronde heeft gedraaid. Dan blijft er nog achter. Dan is er nog bestaan. Dit zal vervliegen, dit is de tijdelijkheid die zorgt voor langdurigheid.

 

En wat betekent dit dan allemaal? Tja, dan moet je maar kijken. Kijken naar mijn werk. Maar nee, mijn werk is verhuld, geheim, mysterie.


Een voorzichtige uitnodiging.

Een onderzoek naar mijn  omgeving. Wat voor invloed heb ik op mijn buitenwereld en wat voor invloed heeft mijn buitenwereld op mij. Een egoïstische maker die voorzichtig naar buiten treed. Een bewustwording van context en dat wat om me heen beweegt . Het willen begrijpen van mijn omgeving door te maken. Door aandachtig te maken. Ik wil begrijpen wat ik maak, iedere stap van het maakprocess. Wat zijn de materialen die ik gebruik en waar tot ik mij verhoud. 

 

Mijn werk als registratie, als bevestiging van mijn bestaan. Maar ook als een voorzichtige aftasting naar connecties op kleine schaal. Mijn werk niet alleen in maar ook als een intimate universe. “This idea is rather than trying to reach a global audience, my artwork would have a more potent effect by responding to the context of a small community.” 

 

Het nadenken over de context van mijn werk. Het niet nadenken over mijn werk in een vacuüm, in de white cube van mijn brein, maar juist over de omgeving. Wat gebeurt er in de achtergrond. Wat heeft mijn werk nodig, waar reageert het op en wat kan het níét gebruiken?

 

Zoals Hannah Arendt de ruimte veronderstellen in het handelen. Werk ik of handel ik? Een zelfopenbaring; jezelf leren kennen door de interactie met de ander. De publieke ruimte. Nee, te confronterend. Juist het openstellen van privéruimte, mijn ruimte. Een voorzichtige uitnodiging.


Ode aan de herhaling.

Een ode aan de herhaling, de eindeloze handeling en hoe deze mij obsessief en naïef maakt

 

Ik hou van haken. Ik hou van breien. Ik hou van borduren. Ik hou van origami. Ik hou van de handeling. Ik hou van herhaling. Ik hou ervan. Ik hou van herhaling, de handeling, origami, borduren, breien en van haken. Herhalend.

 

Bij herhaling hoef je niet na te denken.

Bij herhaling kan je goed nadenken.

 

Ik ben goed in nadenken. Ik hou niet van nadenken. Soms zou ik willen dat alles in herhaling kon. Herhalend.

 

Dan hoef je niet na te denken.

Dan kan je goed nadenken.

 

Herhaling maakt beter. Je kan dingen beter als je ze duizend keer hebt gedaan. Je kan dingen niet goed als je ze voor de eerste keer doet. Herhaling maakt beter. Herhalend.

 

Schrijven is herhaling.

Taal is herhaling.

 

Schrijven is meer een herhaling dan taal. Schrijven is een oneindige herhaling van zesentwintig letters, steeds in een andere volgorde. Taal is een oneindige herhaling van klanken, maar er zijn meer klanken dan letters. Ik heb ooit geleerd dat er ongeveer veertienhonderd klanken zijn in de Nederlandse taal. Er zijn meer klanken dan letters. Dus minder herhaling. Schrijven is meer herhaling dan taal. Herhalend.

 

Je leert meer van herhaling. Herhaling maakt beter. Als je iets maar vaak genoeg opschrijft dan onthoud je het vanzelf. Schrijven is herhaling. Ik leer graag door te schrijven. Ik hou van schrijven. Ik hou van herhaling. Herhalend.

 

Taal wordt anders door herhaling. Herhaling heeft de macht om taal te veranderen. Wat gebeurt er met taal als er continue herhaald wordt?

 

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Herhalend       /          herhaling

Als je het opschrijft, wordt het beeld.

Als je het opzegt, wordt het vreemd.

 

Je voelt dan het woord op je tong. De zwaarte. Als je het opzegt wordt het vreemd. Herhalend.

 

Herhaling maakt goed, herhaling maakt groot, herhaling maakt beter, herhaling maakt vreemd en wij zijn gedoemd de geschiedenis te herhalen.

 

Herhalend.


Het overzicht.

Als alles verdeeld is, als ruimte zo perfect is ingedeeld, dan kan je daarin opgaan. Alles compartiseren, alles in hokjes stoppen, alles overzichtelijk maken. Ik weet hoe de wereld in elkaar zit.

 

Het moment dat ik hier buiten treed, blijkt mijn fundatie foutief en brokkelt deze langzaam af. Frustratie sijpelt uit deze ruïne van aangenomen begrip. De oneindigheid van de horizon spreidt zich uit.

 

De angst voor onbegrip is terug, maar tegelijkertijd is er ook een verlangen voor vrijheid. Onbegrip is de vrijheid om te leren begrijpen. De oneindigheid van de horizon veranderd in een weg die ik kan bewandelen en vrijheid is mijn compagnon.


De waarheid.

De tekst van Graham Harman: ‘”The Third Table” (en de inleiding van de Tekst van Hannah Arendt tot een bepaalde hoogte) heeft mij de ogen geopend over de waarheid. De ‘objectieve waarheid’ om precies te zijn.

 

Graham Harman schrijft over een denkoefening die de Britse wetenschapper Arthur Eddington voorlegt in een van zijn lectures. In deze denkoefening beschrijft Eddington een situatie waar hij twee tafels voor zich ziet. De eerste tafel is de alledaagse tafel, een tafel die gekarakteriseerd wordt door de interactie, en de tweede tafel is er een van de wetenschap, die bestaat uit atomen en allerlei andere meetbare onderdelen. Harman is het hier niet mee eens, hij beschrijft een derde tafel. Deze tafel is een tafel van waarheid, deze laat zich niet definiëren door wetenschappers of humanisten en laat zich ook niet reduceren tot atomen of interactie. Deze tafels kun je doortrekken tot manieren van denken: wetenschappelijk, humanistisch en de niet begrijpbare ‘waarheid’. Deze derde manier van denken vindt Harman de manier van denken van de kunst en van de filosofie.   

 

Ook Hannah Arendt leidt haar tekst: “The conquest of space and the stature of man” in met het verschil tussen de wetenschapper en de leek. De leek kan op dit moment de wereld niet begrijpen. Deze zal de wereld bekijken op een humanistische manier, met de mens als middelpunt. De wetenschapper heeft zijn antropologische en geocentrische manier van denken verworpen, voor de wetenschapper is de mens niet meer dan een waarnemer van het universum in een van zijn vele vormen. Het probleem is dan ook dat de normale mens, de leek, maar een heel klein onderdeel van het universum zien. Dat houdt in dat wij een hoop fenomenen, waarvan bekend is dat ze bestaan, niet dagelijks mee maken. Het punt is dat als deze fenomenen als echt gezien worden, dat dat impliceert dat deze manier van waarnemen (door middel van apparatuur, een wetenschappelijke manier) meer ‘echt’ is dan de ‘echte wereld’.

 

Beidde teksten spreken over waarheid. Over een manier van waarnemen. Over hoe wetenschap en ‘humanisme’[1] twee tegenpolen zijn. Het meest interessante van deze teksten vind ik de toepasbaarheid van de menselijke houding ten opzichte van ‘dé waarheid’. Objectieve waarheid. Wij als mens willen graag praten over objectief, want objectief staat gelijk aan de onbetwiste waarheid, er is geen ruimte voor meerdere antwoorden, laat staan voor meerdere waarheden.

 

Waarheid is meetbaarheid, als je het met je ogen kan meten is het immers nog te betwisten. Zoals we weten kunnen onze ogen (en ons brein) ons bedriegen. Dat niet alleen, hoe weten we dat we als mens allemaal dezelfde wereld zien en ervaren? We willen dus objectiviteit. Objectieve meetbaarheid, uniform, voor iedereen hetzelfde en onbetwistbaar.

 

Dus je hebt tastbare werkelijkheid, meestal weggewuifd door de niet objectieve natuur van deze werkelijkheid, en een meetbare waarheid, de ‘objectieve’ waarheid. Maar hoe zit het met een persoonlijke waarheid, een fluxerende waarheid, een waarheid die onder Graham Harman zijn derde tafel zou vallen? Waarom hechten we zoveel waarde aan een objectieve waarheid? Deze vraag lijkt me zeer waardevol in een moderne tijd.

 

In deze tijd van het internet gebeurt er iets bijzonders met de term ‘waarheid’. In het dagelijkse leven staan we nog steeds honderd procent achter de ‘objectieve’ waarheid, maar op het internet gebeurd iets wat dat lijkt tegen te spreken. Bewijsbaarheid is niet meer de norm.

 

Op Wikipedia kan iedereen een artikel schrijven voor deze online encyclopedie. De president van de Verenigde Staten neemt woorden zoals ‘fake news’ in de mond. Cijfers die het centraal bureau voor statistiek publiceert, worden betwist op twitter. En hoewel met het neppe nieuws van meneer Trump nog weleens te discussiëren valt, is er wel iets te zeggen voor de term.

 

Hoe vaak komt het niet voor dat iemand klakkeloos informatie van het internet (betrouwbare bron of niet) over neemt zonder na te kijken waar de informatie gebaseerd op is (Ik weet dat ik me hier nog weleens schuldig aan maak).  Deze informatie is vaak gebaseerd op waarheden die meetbaar en bewezen zijn. Nu zou ik dus eigenlijk moeten zeggen dat het mooi is dat er een eigen waarheid gecreëerd wordt op het internet. Maar je begrijpt natuurlijk wel dat ik dit niet ga doen.

 

Ten eerste gaat de rest van de wereld nog steeds uit van die objectieve, meetbare, bewijsbare waarheid. Dus aankomen met een waarheid die gefabriceerd is door iemand anders wordt nog niet gewaardeerd en kan schadelijk zijn voor de gebruiker (bijvoorbeeld door deze ‘foute’ informatie te gebruiken voor school, dé plek van de objectieve waarheid). Ten tweede vind ik dat je niks hebt aan deze informatie. Als je een niet ‘objectieve’ waarheid aanneemt, heb je niks geleerd. Het punt van een niet objectieve waarheid is dat je zelf hebt overwogen.

 

We leven dus in een tijd waarbij iedereen stil staat bij de wetenschap, het is aan de ene kant de norm en aan de andere kant verwerpelijk. Een aantal mensen hoor je al zuchten: “Je kunt niet leven met en niet zonder”. Weer dat ‘humanisme’ tegenover de wetenschap. Maar hoe staat het nou met die derde tafel, kunnen we die er niet bij betrekken?  In plaats van terug te willen naar een vroegere tijd of alleen maar door te willen zonder terug te kijken, is er geen derde optie?

 

Ik denk dat mijn derde waarheid, een waarheid zoals filosofie is. Een waarheid die niet bewezen hoeft te zijn, maar wel overdacht en overwogen. Als iemand anders waarheid aanbiedt, denk er dan goed over na. Wat betekent waarheid voor jou en wat wil je gebruiken van die waarheid? Ik weet niet of deze manier van denken over de waarheid ooit de norm zal zijn, momenteel is de wetenschap te belangrijk om een andere manier van waarheid te hebben. Bij wetenschap hoort meten, een objectieve waarheid, zo is de wetenschap opgebouwd.

 

 

[1] Ik zal meerdere malen de term humanisme gebruiken die ik tussen aanhaaltekens zal zetten. Dit doe ik omdat ik een bredere interpretatie gebruik, uiteindelijk bedoel ik een mens centraal zettende manier van denken.


Een overdenking van Autonomie naar aanleiding van Camiel van winkel en de slag van Waterloo door Jan Willem Pieneman.

De slag van Waterloo is een werk naar aanleiding van de gelijknamige slag. Dit voelt als een typisch romantisch werk voor mij. Het is een verheerlijking van een oorlog. Koning Willem II ligt links onderin gewond op een brancard, maar hij glimlacht; blij met de overwinning. Vandaag de dag zou de oorlog afgebeeld worden in gruwelijke beelden. Het lijkt kloppend voor het tijdsbeeld om een zo’n hoopvolle afbeelding van een oorlog te maken.

 

Na wat onderzoek blijkt dat dit kunstwerk gemaakt is met de hoofdrolspeler van dit werk in gedachten: de hertog van Wellington. Dit lijkt niet in lijn met hoe wij autonomie zien, vooral als je het vergelijkt met de tekst van Camiel van Winkel. Maar hoe sterk de uitspraken van Van Winkel ook zijn. Er lijkt ook wiebelruimte in de stelligheid van zijn uitspraken. Hij schrijft namelijk over werken die gebaseerd zijn op heteromie (het tegenovergestelde van autonomie; het onderworpen zijn aan regels en voorschriften van externe factoren) maar uiteindelijk wel autonoom zijn. Misschien is dit werk net zo. Hoewel Pieneman het werk voor de hertog van Wellington gemaakt heeft, is het geëindigd bij koning Willem II. Het is dus niet in opdracht gemaakt. Pieneman heeft zijn eigen regels kunnen stellen en zijn autonomie kunnen nemen. Nu is de vraag natuurlijk: heeft hij dat gedaan? Want zoals ik hierboven al zeg, vind ik dit werk typisch voor zijn tijdbeeld. Ook de stijl waarin hij dit doet, de modderige, de niet heldere, niet perfecte schildertechniek is iets wat wijd geaccepteerd is. Dan is Pieneman dus onderworpen aan regels en voorschriften van externe factoren en dus heteronoom en niet autonoom.

 

Maar wat zegt dit over mij? Ik werk ook binnen het idee van mijn tijdsbeeld. Ik heb niet zo veel waar ik me tegen af zet, ik schik mij ook naar het idee wat momenteel kunst is. Tuurlijk zoek ik hier wat vrijheid in. Maar uiteindelijk schik ik mij ook in, betekent dit dat ik een niet autonome, autonome kunststudent ben?